In één oogopslag

  • Licht

    Helder, indirect licht; sommige soorten verdragen halfschaduw.

  • Water

    Matig; grond licht vochtig houden, laten opdrogen bovenaan.

  • Temperatuur

    18–26 °C; geen tocht of kou.

  • Luchtvochtigheid

    Gemiddeld tot hoog (≥ 50%).

Moeilijkheidsgraad

Gemakkelijk tot gemiddeld

Palmen zijn traaggroeiende, tolerante planten die weinig vragen, maar die het beste doen bij een stabiele routine. Geef ze een vaste plek, voldoende licht en een evenwichtig water- en bemestingsschema, en ze blijven jarenlang gezond en elegant.

Verzorging in detail

  • Licht

    Palmen houden van helder, indirect licht. Zet ze bij een noord- of oostraam, of wat verder van een zuid-/westraam achter een gordijn. Direct zonlicht kan de bladeren verbranden.

    • Chamaedorea (kamerpalm): verdraagt schaduw goed.
    • Dypsis (Areca): vraagt wat meer licht.
    • Howea (Kentia): flexibel, kan ook in halfschaduw.
    • Rhapis (waaierpalm): verdraagt minder licht dan de meeste palmen.
  • Water

    Geef matig water: laat de bovenste 2–3 cm potgrond licht opdrogen voor je opnieuw giet.

    • Gebruik regenwater indien mogelijk; kraanwater kan, tenzij erg hard.
    • In de winter minder water geven.
    • Vermijd stilstaand water in de pot.
  • Luchtvochtigheid

    Gemiddeld tot hoog is ideaal. Droge lucht veroorzaakt bruine bladpunten.

    • vernevelen met gedestilleerd water helpt.
    • of schaal met kiezels kan nuttig zijn in de winter.
  • Temperatuur

    Tussen 18–26 °C. Geen koude tocht of temperaturen onder 12 °C.

  • Voeding

    In lente en zomer maandelijks een verdunde kamerplantenvoeding. In herfst en winter niet bemesten.

  • Grond & verpotten

    Gebruik een luchtige, turfvrije potgrond met goede drainage. Verpot om de 2–3 jaar in een iets grotere pot.

Veelvoorkomende problemen & oplossingen

Wat je ziet: punten drogen uit en verkleuren.

Oorzaak: droge lucht of te veel kunstmest.

Oplossing: luchtvochtigheid verhogen, bemesting verminderen.

Preventie: regelmatig vernevelen en matig voeden.

Wat je ziet: individuele bladeren vergelen.

Oorzaak: te veel water, slechte drainage, of ouder blad dat afsterft.

Oplossing: controleer drainage; verwijder oude bladeren.

Preventie: matig water geven en zorgen voor luchtige potgrond.

Wat je ziet: blad hangt slap naar beneden.

Oorzaak: watertekort of wortelproblemen.

Oplossing: grondig water geven; bij twijfel wortels checken.

Wat je ziet: stipjes, plakkerige resten, of webjes.

Oplossing (huisdiervriendelijk): bladeren afnemen met een vochtige doek, of afdouchen. Bij zware aantasting: milde zeepoplossing.

Preventie: bladeren wekelijks inspecteren.

Waarschuwing: vermijd chemische middelen; laat bladeren drogen voor huisdieren erbij kunnen.